14-18 bij het Front van de Vogezen

Het Front van de Vogezen vormt een bergachtige zone dat ligt tussen de Donon in het noorden en de Grand Ballon in het zuiden. De oude grens van het Reich en Frankrijk in 1871-1918, was de enige sector van het Front Occidental de la Grande Guerre waar gestreden werd in de bergen. Vandaag de dag ligt dit gebied in de Elzas (Externe link)

Het Massif des Vosges (Externe link) telt vele slagvelden waardoor het gebied op een 'openluchtmuseum' lijkt. U vindt er infrastructuren en transporttechnologieën, invloeden op het landschap en strategische uitdagingen die zijn verbonden aan klimatologische en geografische factoren.

Unieke plek van de bergoorlog

De Elzas werden geannexeerd door het Duitse rijk tijdens het verdrag van Frankfurt in mei 1871. Dit was aanleiding voor een rijke patriottische en nationale literatuur van de ‘verloren’ provincies. Zij zijn een neveneffect van de Eerste Wereldoorlog geweest.

Vanaf 4 augustus 1914 ontvangt het Franse leger het bevel om verder te trekken in de Elzas en zich meester te maken van de valleien en de belangrijkste steden. Mulhouse (Externe link) wordt op 8 augustus bezet, de volgende dag geëvacueerd, en vervolgens weer ingenomen op de 17e om definitief verlaten te worden op 25 augustus.
Munster wordt belegerd door Franse troepen op 17 augustus en geëvacueerd op 3 september. Verkenners zijn er zelfs in geslaagd om door te dringen tot de poorten van Colmar (Externe link) .

Na de bewegingsoorlog stabiliseert het front zich tijdens de maanden oktober en november 1914. De valleien van Saint-Amarin en Masevaux blijven Frans.
In de Vogezen worden de linies opgehouden bij de grensbergkam (Violu), bij een uitkijkpost (la Fontenelle, la Tête des Faux) of bij een strategisch punt (la Chapelotte, la Roche Mère Henry).

Na de sluiting van de grens in september 1914, komen Duitsers en Fransen tegenover elkaar te staan. Het is op de colline de la Fontenelle, een oude kweekschool van voor de oorlog, dat het front zich vanaf 12 september 1914 vestigt. Vanaf juli 1915 start de mijnenoorlog ondergronds, terwijl er op de oppervlakte een serie ‘coups de main’ volgt op massa-aanvallen. De resten van een opvallende metalen observatieladder, de enige die bekend is bij het gehele front, zijn nog altijd zichtbaar.

Herinneringsplekken die u niet mag missen

Het Massif des Vosges waarvan de frontlinie begint bij de Zwitserse grens, dichtbij Kilomètre Zéro, wordt gedomineerd door een imponerend rotsachtig voorgebergte dat over de zuidelijke vlakte van de Elzas hangt: de Hartmannswillerkopf. Dit is één van de 4 nationale monumenten van de Eerste Wereldoorlog.

Fransen en Duitsers maken veel ruzie over deze observatiepost. In 1915 verandert de top vier keer van kamp. Tijdens de hele oorlog gaat de strijd door op dit slagveld, verwoest door granaten, gas en vlammenwerpers. De verovering ervan moet het succes van een Frans offensief vezekeren over de regio van Mulhouse. Het exacte aantal doden wordt nooit bekend, maar er sterven minstens 30.000 soldaten. Een gedenkmonument bestaande uit een crypte met beenderen van 12.000 onbekende soldaten, is een eerbetoon aan de gevallen soldaten.

Een Abri-Mémoire is ingericht in het oudste huis van het dorp Uffholtz, gebouwd in 1581. Een bezoek hieraan kan een waardevolle halte zijn voorafgaand aan de ontdekking van de
'mannenetende' berg die de meest indrukwekkende historische plek van het Massif des Vosges representeert.

Het musée Serret, ingewijd in 1973 in Saint-Amarin, zit in een oude rechtbank die tijdens de Eerste Wereldoorlog gediend heeft als mobiel Elzassisch ziekenhuis. Vandaag de dag vindt u er documentatie over de gevechten en de levensomstandigheden van de soldaten.

Als u de oude linie van het front richting de Vallée Noble volgt, kunt u het grootste Roemeense militaire necropool van Frankrijk ontdekken. Dit is de Roemeense militaire begraafplaats Soultzmatt, ingewijd in 1924 door koning Ferdinand en koningin Marie van Roemenië.

Tussen 20 juli en 15 oktober 1915 vindt er een zeer bloedige confrontatie plaats op het slagveld van Linge (17.000 doden), gevolgd door een positieoorlog die duurt tot 11 november 1918. Dit slagveld is geclassificeerd als een historische plek en presenteert een opvallend aspect: de goed bewaarde infrastructuur van het solide Duitse verdedigingssysteem en de overblijfselen van de Franse loopgraven in grond. Dit zijn de aangrijpende bewijzen van de “loopgravenoorlog”. Het musée mémorial du Linge toont Franse en Duitse objecten die daar gevonden zijn: wapens, munitie, persoonlijke spullen en relieken.

Met als doel de benodigde en urgente hulp zo dicht mogelijk bij het front te kunnen brengen, besluit het Franse leger in juli 1915 om een ambulance alpine te vestigen in het dorp Mittlach dat weer Frans is geworden. Dit veldhospitaal, vandaag de dag een museum, haalt herinneringen op aan minder bekende gevechten rondom Metzeral in juni 1915, evenals het gedenkteken van generaal Serret en van colonel Boussat, gevallen bij Hartmannswillerkopf in december 1915.

In 1914 bezetten Duitsers de top van Tête des Faux die 1220 meter hoog is. Tijdens de bataille de Noël 1914, die plaatsvond in extreme winterse omstandigheden, sterven 600 mannen tijdens de strijd in 1 enkele nacht.
De Duitsers bouwen indrukwekkende fortificaties waardoor de strijd om de top door blijft gaan tot de Wapenstilstand.

Wanneer u het pad volgt naar de oude loopgravenlinie, is de Col de Sainte-Marie-aux-Mines een grenspost tussen Frankrijk en Duitsland. Het is in Duits bezit vanaf 1914. De toppen eromheen, de Bernhardstein, de Tête du Violu en de côte 607, worden het theater van een sluimerde oorlog.

Het Musée de Saint-Dié-des-Vosges bewaart exceptionele stukken die gerelateerd zijn aan de militaire geschiedenis van de jaren 1914-1918. Tien vitrines bevatten tenues, wapens, munitie en documenten afkomstig uit de slag om de Meurthe en uit de gevechten van La Chipotte. De wapenfeiten van de 2 « As » van de luchtvaart, Fonck en Guynemer, worden in herinnering gebracht via een unieke collectie.

In de vallei van de Hure, zijn de hoogtes van de Fontenelle de inzet van een positieoorlog die al snel verandert in een mijnenoorlog. In 1925 is er een monument ingewijd dichtbij de necropool waar 2.348 Fransen rusten.

Van 28 augustus tot en met 9 september 1914, is het gebied van de col de la Chipotte de plek voor gevechten van man tot man. Deze plek wisselt vijf keer van bezetter. Er vallen 4.000 Franse soldaten. Door Poilus (soldaten) wordt dit gebied « le trou de l’enfer » (‘de opening van de hel’) genoemd. Deze Franse overwinning, geassocieerd met die van de Marne, leidt tot de ondergang van het invasieplan van de Duitsers en de bewegingsoorlog transformeert in een positieoorlog. De nécropole de la Chipotte herinnert aan de heroïsche opoffering van de Franse strijders.

Vanaf september 1914 vestigen de Duitsers zich dichtbij Moyenmoutier, in de Val de Senones, de oude hoofdstad van het prinsdom Salm. De kaap Roche Mère Henry, gelegen op een klif, is het object van Franse aanvallen tot en met januari 1915.

In het uiterste noorden van de militaire opstelling tussen de toppen van de Donon en Raon-l'Etape, is la Chapelotte de laatste getuigenplek van de mijnenoorlog in de Vogezen. In 14-18 verschuiven enkele plekken naar een diepte van 120 meter.

De Duitsers leiden in dit massief van zeer brokkelig zandsteen, verbazingwekkend fortificatiewerk waarvan het Centre d’Interprétation et de Documentation 1914-1918 de Pierre-Percée de wapenfeiten vertelt.

Mulhouse