Picardie: de Somme, het circuit der herdenking

De Slag aan de Somme, een internationale arena

In 1916 is het departement Somme een internationale arena geworden, als ontmoetingsplaats van zo’n twintigtal nationaliteiten die kwamen strijden of werken in drie oorlogvoerende gebieden (Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië). De Slag aan de Somme (1 juli – 18 november 1916), een Frans-Brits offensief, is een van de grootste veldslagen van de Grande Guerre (Eerste Wereldoorlog). Tegelijkertijd industrieel en werelds, telt ze meer dan een miljoen verliezen (doden, gewonden, vermissingen) in een tijdsbestek van 4,5 maand. De strijd was niet alleen een internationale aangelegenheid in 1918; ze gaat door met de herinneringen die de miljoenen mannen met zich mee terug namen, en is zelfs vandaag de dag nog aanwezig door de herinneringen aan de oorlog die nog steeds levend zijn dankzij de bedevaartstochten en vele herdenkingsmonumenten.

Een gebied vol monumenten als eerbetoon aan de geallieerden

Het circuit van herdenkingen verbindt 2 steden die symbool staan voor de Grote Oorlog: Albert en Péronne. De route zorgt ervoor dat deze verschrikkelijke internationale gebeurtenis beter ontdekt en begrepen kan worden. De Historial van de Grote Oorlog geeft een introductie tot het Circuit van Herdenkingen. Dit uitzonderlijk museum biedt in chronologische volgorde een vergelijkende en objectieve blik op de pijnlijke ervaringen van de drie voornaamste strijdende partijen.

De stad Péronne was vanaf augustus 1914 bezet door de Duiters en werd onmiddellijk het centrum voor militaire activiteiten en logistiek, vooral tijdens de Slag aan de Somme. Ondanks de bombardementen van de Franse artillerie gedurende 8 maanden, blijft ze in de handen van de Duitsers tot in maart 1917, toen die moesten evacueren omdat ze zich terugtrokken achter de Hindenburglinie. In maart 1918 werd de stad opnieuw bezet, om op 2 september 1918 bevrijd te worden door de 2e Australische divisie.

Het dorp Rancourt, op enkele kilometers afstand van Péronne, was de plaats waar de Duitse toevoer en communicatielinie was verbroken: de route van Bapaume tot Péronne. Vandaag de dag heeft het dorp het trieste privilege om zowel een Frans, Brits als Duitse begraafplaats te hebben. Het is ook een belangrijke herdenkingsplaats betreft de Franse deelname aan de Slag aan de Somme met de Franse Kapel van Souvenir Français.

Eerbetoon aan de Zuid-Afrikaanse en Australische soldaten

De verovering van het Bois Delville in Longueval was onmisbaar om op te rukken naar het oosten en werd toevertrouwd aan de Zuid-Afrikanen die er van 15 tot 20 juli 1916 hun vuurdoop op het westelijke front ondergingen. Van de 4.000 mannen die werden ingezet, keerden er amper 143 ongehavend terug naar hun loopgraven. Het Zuid-Afrikaans Memoriaal en Museum brengen hulde aan alle Zuid-Afrikanen die sneuvelden tijdens de diverse conflicten van de 20e eeuw, in Afrika, in Europa en in het Nabije Oosten.

In het noordwesten had het dorp Pozières een sleutelpositie voor de aanval op de heuvel van Thiepval. Dat doelwit werd gedeeltelijk toevertrouwd aan Australische troepen. Zij arriveerden op 23 juli 1916 en nadat ze Pozières hadden ingenomen, werden de uitgeputte Australiërs op 5 september afgelost door de Canadezen. Drie van hun divisies leden verliezen die hoger lagen dan een derde van de ingezette manschappen. Het dorp is van de kaart verdwenen. Het monument van de 1e divisie, de overblijfselen van de ‘Gibraltar’ (bunker) en die van de ‘Moulin à Vent’ brengen de herinneringen aan deze gevechten opnieuw naar boven.

Eerbetoon aan de Britten, Ieren en Newfoundlanders

In de nabije omgeving vormen de heuvel en het dorp Thiepval één van de steunpilaren van de Duitse verdediging in het noordelijk deel van de Britse sector, wat op 1 juli 1916 een gedeelte van het strijdtoneel vormt van het fiasco voor het Britse leger. De gevechten voor de verovering van Thiepval begonnen op 1 juli en eindigden op 26 september 1916.

De Britse regering besloot in 1932 om in Thiepval het grote memoriaal van de Somme (Memorial to the missing) op te richten, een indrukwekkend monument van baksteen en natuursteen, 45 meter hoog. Deze realisatie van architect Sir Edwin Lutyens is het grootste Britse herdenkingsmonument ter wereld. Het brengt hulde aan de 72.205 mannen van het Britse en Zuid-Afrikaanse leger die gedood of vermist werden tussen juli 1915 en maart 1918.

De 36e Ierse divisie was de enige geallieerde eenheid die zijn doel bereikte op 1 juli. Maar ze werd in de tang genomen door Brits spervuur en Duitse machinegeweren. Nadat ze strong>op enkele uren meer dan 5.500 mannen was verloren, trok de divisie zich de volgende dag terug. De Ulster Toren die in 1921 werd opgetrokken op het gevechtsterrein van de 36e divisie, is de exacte replica van een toren in de omgeving van Belfast. Dit Ierse Monument voor de Slag aan de Somme is tegelijk een hulde aan alle soldaten uit Ulster die de dood vonden tijdens de Grote Oorlog.

Newfoundland was in het begin van de 20e eeuw een kolonie van Groot-Brittannië en leverde daarom een krijgsmacht van vrijwilligers. Op 1 juli 1916, om 7.30 uur, werden de Newfoundlanders zodra ze hun loopgraven verlieten, onder vuur genomen door Duitse machinegeweren. Een half uur later telde het regiment nog amper 68 overlevenden. In verhouding tot het aantal ingezette manschappen was deze actie de meest moorddadige van het offensief van de Somme. Om te herinneren aan deze tragedie, besliste Newfoundland om in Beaumont-Hamel een Newfoundland Regiment Memorial op te richten.

In La Boisselle, op 1 juli 1916 en tien minuten voor de aanval van de infanterie, vonden verschillende (mijn)explosies plaats die de voorste linie van de Duitsers moesten doorbreken en diepe kraters veroorzaakten. De Lochnagar Crater heeft een diameter van 100 meter, is 30 meter diep en kan men vandaag de dag nog steeds bezoeken.

De Britten in het hart van de aanval

De stad Albert was van 29 augustus tot 14 september 1914 bezet door de Duitsers en werd geëvacueerd na de Slag bij de Marne, maar werd nadien onophoudelijk gebombardeerd. In juli 1915 losten de Britten de Franse troepen af. De stad werd toen een centrum van intense militaire activiteit. Voor de Britten is Albert een symboolstad gebleven. Nadat de Duisters Albert opnieuw veroverden in maart 1918, kregen de Britten de stad weer in handen in augustus. Albert was toen niet meer dan één grote ruïne.
Het Museum Somme 1916 nodigt bezoekers uit, in een souterrain van 250 meter lang en 10 meter diep, om het leven van de soldaten in de loopgraven te ontdekken tijdens het offensief van 1 juli 1916.

Een spoorlijn die aangelegd werd in 1916, met het oog op het offensief van de Somme, zorgde voor de aanvoer van granaten voor de artillerie. De ‘P’tit train de la Haute Somme’, voortgetrokken door een stoom- of diesellocomotief, neemt vandaag de dag toeristen mee langs de oevers van de Somme, met vertrek in Froissy.

Eerbetoon aan de Australische en Nieuw-Zeelandse geallieerden

In de richting van Amiens trad het dorp Villers-Bretonneux de geschiedenis in op 24 april 1918, toen de Australische troepen definitief het Duitse maartoffensief stopten.

Sinds de bouw van de Victoriaschool in 1927 en de inauguratie van het Australische nationaal memoriaal in 1938, zijn de officiële en privébanden van de inwoners van Villers-Bretonneux en het Australische volk steeds dichter aangehaald. Hier herdenkt men elke 25e april de Anzac Day Dawn Service. Deze ceremonie brengt hulde aan het Australian and New Zealand Army Corps dat zich onderscheidde tijdens de veldslagen in 1918.
Het Frans-Australische museum dat ingehuldigd werd op 25 april 1975 bevindt zich op de eerste verdieping van de Victoriaschool. Het belicht de geschiedenis van het Australische expeditiekorps tijdens de Eerste Wereldoorlog en meer specifiek op het westelijke front van 1918. Op de speelplaats van de school bevindt zich een Australisch fresco in aboriginal-stijl en het opschrift ‘Do not forget Australia’.

amiens