De Col de la Loze laat je blozen

In 2020 zetten de renners van de Tour de France hun tandwielen in de Col de la Loze. Een klim waarbij het hellingspercentage soms de 20% aantikt. Een helse uitdaging. Maar wat blijkt? Niet alleen profs halen de top; iedereen komt boven. Op een vederlicht racefietsje óf op een sportieve e-bike. De supersnelle Thalys en TGV maken de reis extra comfortabel en spectaculair. Fietsjournalist Robert van Weperen doet verslag.

Fiets mee in de Eurostar (voorheen Thalys)

Met vijf fietsmaatjes hebben we het plan opgevat een keer serieus te gaan klimmen in de Franse bergen. En meteen goed: de Col de la Loze, die ook voor de Tour de France 2020 op het programma staat. Maar omdat niet iedereen dezelfde conditie heeft – drukke banen, kinderen, en nog heel veel andere smoezen – willen sommigen met een e-bike aan de start verschijnen. Dat kan prima, want behalve 100% human- powered racefietsen kunnen we ter plekke sportieve fietsen huren: mét of zonder krachtige accu. Zelf kies ik ervoor mijn eigen racertje mee te nemen, want wij houden van elkaar. En het gedoe in de trein is te overzien: voorwiel eruit en alles bedekken met een doek zodat – logisch – de bagage van anderen niet beschadigt.

Snel naar Courchevel

Eenmaal geland op Gare du Nord in Parijs pakken we de metro naar Gare d’Austerlitz waar de aansluitende trein op ons wacht. Met de TGV blazen we, opnieuw met 300 km/u, naar onze eindbestemming: Chambery. Tot slot zet een taxibusje ons af voor de deur van het hotel in Courchevel 1650 en kunnen we eindelijk proosten vanaf een terrasje in de zon. Met mate weliswaar, want we moeten ook nog even langs het fietsverhuurbedrijf.

Het nieuwe dak van de Tour

Voldoende uitgeslapen verschijnen we aan de start. De bidons zijn tot de rand toe gevuld, energierepen steken uit de zakken van de wielershirts en de bandjes zijn tot 7 Bar opgepompt. Op naar de Col de la Loze die wielrenjournalisten beeldend omschrijven als ‘Het nieuwe dak van de Tour’(de top ligt op 2.304 meter). Koersdirecteur Christian Prudhomme deed er nog een schepje bovenop door het als een ‘een prototype’ te bestempelen. Zó ziet volgens hem het klimmen eruit in de 21ste eeuw. Leuk hoor, al die testosterontaal, maar ik krijg er acuut pijn van in mijn kuiten. Terwijl ik nog geen meter gefietst heb.

3 Valleien Addict Tour

We zijn los. Kom maar op met die intimiderende cijfers: 21,5 km is het tot de top, met een gemiddeld stijgingspercentage van 7,8%. Het mildst zijn de meters die slechts 2% klimmen. De meest moordende meters tikken de 20% helling aan en al met al zijn er 1200 hoogtemeters weg te trappen. Maar … het asfalt is strakglad, en er mogen die dag geen auto’s de berg op. Dat mazzeltje komt doordat ook de 3 Valleien Addict Tour wordt verreden. Een evenement dat oorspronkelijk voor mountainbikers is bedacht. Maar omdat de route deels is afgezet, zijn ook andere fietsers welkom.

Stoempen

Al snel moet ik vaststellen dat de cijfers niet liegen. Binnen de kortste keren gaat het putain raide ( = charmant Frans voor retesteil) omhoog. Maar dat is óók genieten. Genieten van het feit dat ik meter voor meter en soms centimeter voor centimeter vooruitkom. Het elektrisch ondersteunde deel van het gezelschap moet dit ‘genot van het lijden’ missen. Zij e-biket zich lachend omhoog. En kan vast nóg meer genieten van de schoonheid van de Franse Alpen. Maar ook mij lukt dat - tussen het stoempen door - nog heel redelijk.

‘De anderen e-biken zich lachend omhoog. Zij kunnen vast nóg meer genieten van de schoonheid van de Franse bergen.’

Boven kom je altijd

Anderhalf uur later moet ik Tour-winnaar Jan Janssen alwéér gelijk geven. Tijdens een interview vertrouwde hij mij ooit toe: “Boven kom je altijd.” En zo is het. Met als premie: een gevoel van gelukzaligheid dat je alleen ervaart als je ergens moeite voor doet. De Col de la Loze laat me blozen. Of is het de inspanning? En dan hebben we ook nog eens de afdaling tegoed. Maar eerst even ravitailleren. Dat is Frans voor even flink wat innemen. Want omdat wij ook deelnemen aan de 3 Valleien Addict Tour, mogen wij ons ook op de tafels vol eten storten. Franse kaasjes, worstjes en zoetigheid wordt door enthousiaste vrijwilligers uitgedeeld. Geweldig.

De afzink

De afdaling richting Méribel slaat alles: hangend in de beugels, met het hol open, kom ik regelmatig gevaarlijk dicht in de buurt van de 70 km/u. Gevaarlijk, want één minuscuul steentje kan mij richting de groene alpenweide of granieten rotswand lanceren. Hoezo zelf je eigen portie adrenaline aanmaken? De messcherpe bochten rond ik in opperste concentratie. Op sommige stukken zie ik onder mij het asfalt richting het dal haarspelden. Gloednieuw asfalt, speciaal aangelegd voor de Tour-renners. Tot voor kort lag hier nog alleen gravel. De Tour-jongens hebben wel de pech dat ze tegen de klok in fietsen, vanuit Méribel. Want zij krijgen dezelfde hoeveelheid hoogtemeters voor hun kiezen als wij, maar op veel minder kilometers.

‘Hangend in de beugels, met het hol open, kom ik gevaarlijk dicht in de buurt van de 70 km/u.’

Terrasje

Met de afdaling is wel iets vreemds aan de hand: het lijkt alsof ik veel meer meters naar beneden rijd dan dat ik geklommen heb. Complete onzin natuurlijk, want we rijden een rondje. Misschien komt het omdat ik dalend, net iets meer oog heb voor de omgeving. Hoe dan ook de hele rit van zo’n 35 kilometer is een belevenis. En ik kan me nu net iets meer in een Tour-renner verplaatsen. Een héél klein beetje dan, want voor hen is de Col de la Loze slechts een onderdeel van de hele Tour-étappe. Bovendien kunnen zij, niet zoals wij, hun prestatie uitbundig op een terrasje vieren.

De Col de la Loze op de kaart